Het Zeeteefje, of: nog een raadsel op de Wadden

“Hijs de zeilen!”
Een stralende zomerzon zindert boven Lauwersoog als de landrotten die zo graag zeebenen willen kweken, aan het werk worden gezet. Camera’s klikken en zoemen, jassen flapperen, gehijg en gesteun alom, en de lange rechte gaffel komt langzaam in beweging boven het opbollend grootzeil. De stevenbalk klieft het laatste restje opkomend tij waarin de letters WL19 zich nog even spiegelen voordat de boeggolf de reflectie wegvaagt.

“Mag ik aan het roer?” vraagt een tienerjongen stuiterend van opwinding. Het helmhout drukt hem bijna van dek, maar hij geeft geen krimp en met een puntje zwaard erbij slaagt hij er zelfs in af te vallen. De fok is inmiddels ook gezet en de Wierumer Aek vindt zuchtend zijn evenwicht. De eerste bikini’s dartelen tevoorschijn, een oude zeebonk stopt zijn pijp en helpt mee het anker klaar te hangen voor als ze gaan droogvallen.

“Kijk, een zeehond!”
“Och, wat een leukerdje!”
“Lief he? Kijk, Betty, hij knipoogt naar je!”
“Hij heeft smaak! Kan je niet van iedereen zeggen…”
“Woef!”
“Koest, Kees! Laat dat arme beest nou niet – ah, zie je wel, nou is-ie weg!”

“Kijk, daar heb je hem weer!” wijst de schipper, net als Betty zich fronsend op haar rug draait. “Kom dan, Robbie!”
“Robbie?”
“Zo noem ik hem, ja. ‘t Is mijn vriendje, zeg maar. Als we het zeegat uitgaan komt-ie steevast mee zwemmen, soms net zo lang tot we weer binnen zijn.”
“Ik heet ook Robbie!” klinkt het vanaf het helmhout.

Drooggevallen op het Brakzand lijkt iedereen het grappige beestje alweer te zijn vergeten. Er wordt wad gelopen, met verrekijkers gespeurd naar vogels en – benedendeks – muziek gemaakt. Hond Kees zit een beetje beteuterd om zich heen te kijken, aangelijnd bij de mastvoet, terwijl Betty in zijn schaduw haar boek probeert te lezen. “Schuif eens wat op, gek beest!” moppert ze, maar hij geeft geen krimp en lijkt expres zijn best te doen haar aandacht van het boek af te leiden. Het is ‘de Voorbije Vloot’ van Hylke Speerstra, en ze is net begonnen aan het hoofdstuk over de ramp bij Paesens-Moddergat in 1883. Om de hond te kalmeren begint ze voor te lezen, maar Kees lijkt er juist wel zenuwachtig van te worden. Hij schuifelt ongedurig piepend en jankend heen en weer.
“Moet je soms uitgelaten worden?” vraagt ze. “Woef!” kwispelstaart hij enthousiast. “Nee hoor,” zegt haar broertje de fanatieke roerganger, “hij is net uitgeweest! Volgens mij mist hij zijn vriendje, of liever: zijn vriendinnetje!”
“Vriendinnetje?”
“Zag je dat niet, dan? De vonken vlogen eraf!”
“Waar vanaf?”
“Heb je het nou echt niet door, zus? Hij is hartstikke dol op die zeehond! En andersom!”
“Ieuw ieuw!” klinkt het opeens buiten boord. Verbaasde blikken duiken op boven het zetboord. Afstekend tegen de schittering in het natte zand hobbelt het silhouet van de zeehond naderbij. Kees is in alle staten als het beestje bij de touwladder omhoog probeert te klimmen maar daar natuurlijk niet in slaagt. Knipogend, kwispelstaartend, piepend en blaffend ontspint zich tussen beide dieren een dialoog die even onverstaanbaar als boeiend is omdat tiener Robbie er wel degelijk iets van lijkt te begrijpen. Gevraagd om uitleg, doet hij enkel “Ssst!” om vervolgens knikkend en mimend volkomen in de wonderbaarlijke conversatie op te gaan.

Uiteindelijk klimt hij naar beneden, waar de zee alweer begint te kabbelen zodat alleen het guitige kopje van de zeehond nog boven water uitkomt. Het dier lijkt allerminst van plan weg te zwemmen, en is nog altijd druk in ‘gesprek’ met Kees.
Opeens hobbelt hij naar dieper water, zonder enige uitleg gevolgd door Robbie die het vervolgens met ferme slagen op een zwemmen zet, achter de sierlijk buitelende zeehond aan. “Komen jullie achter me aan?” roept hij naar de boot, “De tijd dringt!”
Van pure verbijstering weet niemand iets te zeggen of te doen. Intussen begint de vloed steeds harder te lopen. De geringe diepgang van de WL19 laat zich gelden, het ankertouw kraakt…
“Kom nou, Rob!” roept Betty in paniek, maar de jongen heeft slechts aandacht voor het zeeteefje…
“Schipper!” gilt Betty, “Doe iets!” maar de achtervolging wordt al ingezet. Het ene zeil na  het andere ontplooit zich en in een opstekende westenwind stuift de WL19 er vandoor naar onbekende bestemming. Schiermonnikoog is al gauw dwars, terwijl de lucht betrekt; de wind neemt steeds verder toe maar niemand bekommert zich erom. De zeehond ligt op topsnelheid, evenals Robbie. De Wierumer Aek scheurt zwaar buizend met vol tuig de Noordzee op terwijl hond Kees als een boegbeeld bij de kluiverboom met argusogen het zeeteefje volgt, dat inmiddels gezelschap krijgt van steeds meer soortgenoten.

Opeens, als bij toverslag, klaart het weer op. De wind is nog slechts een topskoelte, de zon straalt even zomers als eerst, en de brekers kalmeren. De Wierumer Aek heeft de elementen doorstaan, en de bemanning wordt nu aangestaard door honderden verwonderde, trouwe zeehondenogen.
Robbie, die ook blij lijkt dat de bestemming is bereikt, kijkt speurend rond terwijl Betty hem aan dek helpt. “Wat doe je nou toch allemaal!” vraagt ze verontwaardigd.
“Ssst!” doet hij alleen maar. Nu valt Betty pas op hoe stil al die dieren zijn… en dan horen ze allebei het “ieuw ieuw” van het Zeeteefje.
“Hierzo!” roept Robbie zwaaiend naar de horizon, waarna de menigte buitenboord uiteenwijkt om ruimte te maken voor het dappere dier, dat aan komt zwemmen samen met een overduidelijk doodzieke soortgenoot.

*

Lenie ‘t Hart kijkt bezorgd, maar zegt: “Dat was echt op het nippertje. Een uur later, en hij had een zeemansgraf gehad! Geweldig bedankt, jongens!”
“Maar,” zegt Betty, “wat doen al die beesten daar, zo ver de Noordzee op? Waarom blijven ze niet gewoon op de Wadden?”
Nu vertelt Robbie zijn verhaal. “In 1883 is vrijwel de hele vissersvloot van Paesens en Moddergat in een storm vergaan. Dat gebeurde op de plek waar wij naartoe zijn gegaan. Deze zeehondenkolonie waakt sindsdien over de zielenrust van de verdronken vissers, een ziel per zeehond.”

“Hoe kom je daar nou bij?” vraagt Betty na een stilte vol stomme verbazing.
“Dat vertelde het Zeeteefje aan onze Kees. Als die zieke zeehond was omgekomen, had die visser nooit meer rust gehad, en was hij waarschijnlijk gaan spoken!” en met een grimas maakt hij klauwende gebaren naar zijn zus.

Wierumer Aek WL19

website Wierumer Aek WL19

One thought on “Het Zeeteefje, of: nog een raadsel op de Wadden

  1. Wat een geweldig leuk blog, zelf heb ik al eens een blog geschreven over Paesens-Moddergat en varen doe ik niet maar ik hou van de Wadden! Dat de zeehondenkolonie over de zielenrust van de verdronken vissers waakt geloof ik zeker want na die ramp is er nooit meer iets geweest wat daar op leek.

    Geliked door 1 persoon

Zegt het voort / Spread the word

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.