Danse Générale, of: de betoverde scheepsbel

*

Lang geleden voer een snelle clipper over de oceaan. Het was de Sea Fish, een hooggetuigde driemaster. De slanke, glanzend zwarte romp was met bladgouden biezen afgezet, en de dekhuizen glommen van de blanke lak. De zeilen, in het begin nog zuiver wit, vertoonden na een paar reizen in de zon een prachtige parelmoerglans zodat het schip al van ver te herkennen was.

Het verhaal ging, dat het schip behekst was. Overal waar het binnenliep, werd in de havenkroegen gefluisterd over opvallend snelle reizen, spectaculaire snelheden onder vol tuig tijdens vliegende stormen, en vooral over een wonderschoon, geheimzinnig gezang dat soms te horen was in het galmen van de scheepsbel, als bij acht glazen de wacht werd afgelost…

Op een dag wandelde Maurice, een jonge musicus, in een Franse havenstad langs de kade waar de Sea Fish lag, toen de ankerwacht juist één glas gaf. Gezegend met een absoluut gehoor, bleef Maurice in verwondering bij de loopplank staan. Die klank, die toon fascineerde hem. Het was geen c, het was geen b, het was niet één van alle muzikale tonen – het waren ze allemaal; één perfecte harmonie die alle muziek die hij tot dan toe had leren kennen, leek samen te vatten.

Maurice sloot zijn ogen en liet de gouden klank in zijn innerlijk oor rondzingen. Hij probeerde zich een notenbalk voor de geest te halen, waarop hij dit volmaakte akkoord kon vastleggen, maar hoe hij ook goochelde met sleutels, kruisen, mollen en herstellingstekens, geen enkel notenschrift was toereikend om deze wonderbaarlijke klank te noteren.

Inmiddels zweeg de scheepsbel van de Sea Fish weer, en vervaagde de herinnering die Maurice zo ingespannen probeerde vast te houden. Het duizelde hem, de zomerzon brandde, de geuren van exotische specerijen uit het geopende ruim dreven de wal op… en toen hij bijkwam, was hij op volle zee.

Maar geen gewone zee. Het was een symfonie van muziek, wolken, wind en water, een weldadig warm bad voor al zijn zintuigen, een nieuwe schepping. Zijn handen omvatten ieder een handspaak van het stuurwiel dat losjes de deining volgde. Een deining zoals alleen Picasso die zou kunnen bedenken, kolkend in alle mogelijke kleuren. Het zwerk was verzadigd van een storm van geuren, schreeuwend door het volgetuigde want als een gierend strijkorkest, een orgel waar de klauwen van een onzichtbare klavierleeuw zich grommend aan verlustigden. De scheepsbel slingerde klingelend aan de wand van de kaartenkamer, en vormde het brandpunt van een parelmoeren aureool rond de voortjagende Sea Fish, waarvan alle zeilen zich gonzend spanden om iedere vlaag te vangen. Maurice kon de boeggolf niet zien, maar hij hoorde hoe de voorsteven als een strijkstok een melodie uit de golven sneed, die opging in een gezang zonder woorden. Het steeg op uit peilloze diepten, explodeerde in het zenit en reikte tot de horizon, waar een gouden glimp Maurice’s oog afleidde van de boeg die voor hem uit snelde. Hij keek – en keek en keek… Volkomen vergetend welke koers hij voorlag, liet hij zijn verrukte blik gaan over een zee die zong met één stem uit ontelbare monden. In de vijfkwartsmaat van het slagwerk van hun staartvinnen buitelde een onafzienbaar volk van meerminnen tussen de schuimkoppen. Hun gouden lokken dwarrelden in de wind, verwevend tot een web waarin de Sea Fish hoe langer hoe meer gevangen raakte hoewel het schip bleef voortjagen en zelfs steeds sneller leek te gaan.

Het stuurrad begon zich te verzetten tegen het fortissimo dat groeide en groeide in het staand en lopend want. De oceaan gilde, de storm nam het schip in een houdgreep van volgzeeën die via beide verschansingen aanvielen. Steeds meer meerminnen spoelden aan dek, ze dansten rond de kaapstanders, rukten aan zoemende vallen, schoten en stagen als hardrockharpistes. Een woest ballet van ranke lichamen kronkelde door de weeflijnen naar de hoogste ra’s. Maurice werd het middelpunt van een heksenkring, waarachter hij nog net kon ontwaren hoe de horizon begon rond te draaien.

Uit de cirkel van schoonheden maakte de mooiste zich los. Maurice verloor de worsteling met het stuurwiel en gaf zich over. Haar adem was als bloemengeur, toen haar glimlach een woord fluisterde dat Maurice niet kon verstaan omdat het vergalmde in de oneindige diepte van haar ogen… bezwerend met sierlijk zwaaiende armen liet ze hem zweven in haar aureool van gouden lokken… verleid door haar deinende rondingen liet hij het roer voor wat het was. Hij omhelsde en werd omhelsd, streelde en werd gestreeld, danste en werd opgenomen in een wiegende wervelwind van lonkende liefkozingen en zingende zoenen…

De meerminnenkring cirkelde steeds dichter rondom het jonge paar. Het gillend gezang werd één krijsende kreet, de deinende dans één pompende puls… de Sea Fish stampte, het buiswater brulde, stuurloos stoof het schip door de storm… een gigantische draaikolk maalde door het universum dat versmolt tot een galmend unisono waarin de Sea Fish verging en Maurice opnieuw het bewustzijn verloor… tot hij ontwaakte en zich duizelig staande probeerde te houden aan de kade waar hij was gaan wandelen.

Niemand scheen hem op te merken of gemist te hebben. Om hem heen flaneerden gegoede dames aan de arm van hun heer tussen sjouwende kruiers. Parasols dansten boven ratelende koetsen. De Sea Fish was verdwenen, maar waar het schip had gelegen hing een ijle, parelmoeren gloed boven het water…

In zijn scherpe oor meende Maurice nog een gouden galm te horen, die echter werd overstemd door een tornado van notenbalken in vijfkwartsmaat, schreeuwend om compositie. Zijn duizeligheid verdween, en hij zette het op een lopen. Paarden steigerden, knevels fronsten toen hij door het straatrumoer zigzagde. Met twee, drie treden tegelijk rende hij de trap op naar zijn zolderkamertje, waar hij bijna uitgleed over de muziekpapieren waarmee de vloer bezaaid lag. Zijn piano leek hem te verwachten, de toetsen grijnsden een zwijgend welkom… waaruit langzaam een onbestemd, prevelend woord opbloeide. Maurice plofte op zijn kruk en volgde met zijn handen wat de piano dicteerde… uit de klankkast steeg het aroma van de Franse zonsopgang… in de discant fluisterde zwoel een meerminnenstem: “Danse… Danse… Danse Générale…” zijn ene hand bleef aan het klavier, met de andere nam hij een potlood… schreef en schreef… sneller en sneller… zijn muziek gonsde in zijn hoofd, parfum vulde de kamer, dreef door het open raam naar buiten, de zomer in… waar aan de kade juist een prachtige clipper afmeerde terwijl de ankerwacht één glas op de scheepsbel gaf…

*

Ook in dit verhaal komt mijn favoriete thema van zee en muziek als elkaars spiegelbeeld aan de orde. Als inspiratiebron diende de bijgevoegde foto van ‘de betoverde scheepsbel’, gemaakt door mijn broer Bob tijdens Delfsail 2009. De scheepsnaam Sea Fish heb ik afgeleid van de Sea Witch, een Amerikaanse clipper die ook om zijn snelheid bekend stond. Hoofdpersoon Maurice is natuurlijk Maurice Ravel, de componist die zo meesterlijk alle geuren en kleuren van de natuur in muziek kon vangen. De Danse Générale is het slotdeel van Ravels ballet Daphnis et Chloé, waarvan ik het achterliggende verhaal niet goed ken maar er schijnen piraten in voor te komen, en zelfs een ‘Danse des Voiles’, dus het heeft wel degelijk iets maritiems… het komt geloof ik in essentie neer op een romance tussen een mooie jongen en een lieftallige nimf. Er komt een fragment in voor waarin je de zon hoort opkomen (Lever du Jour), zo geniaal… er zingt af en toe een vrouwenkoor, zonder tekst; uiteraard is er ook de nodige sensualiteit tussen de beide geliefden; ook die heb ik in mijn verhaal geprobeerd weer te geven. Met de Danse Générale (in vijfkwartsmaat) ontaardt het stuk dan in één grote orgie. Inspirerend…

Zegt het voort / Spread the word

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.