Quo Vadis

De GPS piept zenuwachtig in de navigatiehoek van de kits Quo Vadis die met een lekker lopend westenwindje het Kanaal oversteekt. Het jacht is perfect uitgebalanceerd en Sylvia heeft een makkie aan het koers houden. Maar Rick is minder tevreden. “Stom ding,” moppert hij aan de kaartentafel, “We zijn  er nog lang niet!”
Maar hoe hij ook probeert het apparaat te resetten, het gepiep van ‘bestemming bereikt’ blijft doorgaan. “Lukt het niet?” vraagt Sylvia. Rick antwoordt niet. Hij kijkt heen en weer tussen display en zeekaart en toetst zijn vingers blauw, maar het irritante seintje houdt pas op als hij het apparaat tenslotte met een zucht helemaal uitzet.
“Kom eens kijken,” roept Sylvia dan, “met de verrekijker.” Geleund tegen de  bezaansmast tuurt Rick recht vooruit langs Sylvia’s wijsvinger, naar iets drijvends dat blinkt in de zon. “Een fles,” constateert hij, “recht zo die gaat, dan pak ik hem wel.”
“Krijg nou wat!”
“Wat is er?”
“Moet je zien wat er in die fles zit!”
“Een sleutel?” fronst Sylvia als Rick de rammelende fles omhoog houdt. Hoofdschuddend neemt hij de vondst mee de kajuit in en kruipt nog eens in de navigatiehoek… waar de GPS opnieuw begint te piepen zodra hij hem aanzet, luider dan ooit lijkt het wel. Dan maar ouderwets zonnetje schieten, denkt hij.
Maar dat valt tegen. Het heldere weer heeft in no time plaatsgemaakt voor typische Kanaalmist. Sylvia zit te rillen aan het roer en het jack dat Rick haar aanreikt, helpt bijna niet. Tot overmaat van ramp valt ook de wind helemaal weg, zodat ze geen koers meer kan houden en de Quo Vadis zijn naam dubbel en dwars waarmaakt. “Zitten we nog in de shipping lane?” vraagt Sylvia.
“Volgens mij niet,” antwoordt Rick zo geruststellend mogelijk, maar zijn onzekerheid ontgaat zijn vriendin niet. Als hij eraan toevoegt dat hij niets meer op de radar ziet, durft ze niet te vragen of hij bedoelt dat het scherm leeg is of dat het het helemaal niet meer doet…
“Kom, we gaan op de motor verder,” besluit hij tot haar opluchting, en ze is blij dat die het meteen doet hoewel dat sowieso nooit een probleem is. Maar als ze op het kompas kijkt, slaat de schrik haar pas echt om het hart: hoe ze ook op- en afstuurt, de naald blijft parallel aan de zeilstreep zodat ze absoluut niet meer weet of ze wel de goede kant opgaan… “Oh, Rick…” piept ze, “dit gaat niet goed…” hij komt naar buiten, en tuurt opnieuw door de verrekijker, maar de mist is ondoordringbaar.
Opeens beseft hij dat er ook al een hele tijd niemand meer door de marifoon te horen is. Hij duikt weer naar binnen, roept en roept, maar tevergeefs…
“Rick!” gilt Sylvia plotseling, en hij vliegt weer naar buiten. Ze wijst opnieuw recht vooruit, waar de mist een dreigende, donkere tint heeft aangenomen. Een tanker? Ze horen geen motor, ook niet als ze die van hun jacht stilzetten… totdat heel in de verte het sombere geloei van een misthoorn klinkt.
“De kust!” roepen ze tegelijkertijd, met een mengeling van opluchting en angst. Het moet Engeland zijn, maar waar? “Hebben misthoorns ook een karakter?” vraagt Sylvia. “Niet dat ik weet,” zegt Rick, “stel het eens voor, zou ik zeggen!”

Salcombe twinkelt als een zwerm vuurvliegjes in de invallende duisternis. Rick en Sylvia zitten in een rokerige pub bij te komen van hun mistavontuur. “Where are you from?” vraagt de barman.
“Van de overkant,” vertelt Rick, “we zijn blij dat we niet zijn overvaren of op de rotsen gelopen, want al onze apparatuur viel uit.” Maar als Sylvia er terloops aan toevoegt: “nadat we een fles vonden met een sleutel”, vallen om hen heen alle gesprekken stil.
Verbaasd kijken ze om zich heen. “Wat is er?” vraagt Sylvia, “Heb ik iets verkeerds gezegd?”
“Heb je… de sleutel gevonden?” vraagt de barman verbijsterd.
“Eh… ja, in een fles…”
Een oude visser, krom van de reuma, staat op en schuifelt naderbij. “In 1936,” vertelt hij, “liep de viermaster Herzogin Cecilie hier vlakbij in dichte mist op de rotsen. De lading is gedeeltelijk geborgen, maar boze tongen beweren dat de koksmaat smokkelwaar in het ruim verborgen had. Om de sleutel van de koffer niet te verliezen bewaarde hij die in een fles, die wegdreef toen het schip water maakte. Sindsdien wordt de fles af en toe gevonden, met de sleutel er nog in, soms op zee, soms aan de kust. De vinder krijgt kort daarna steevast te maken met groot onheil. Jullie hebben tot nu toe verschrikkelijk geboft. Zorg dat je die fles kwijtraakt, zo snel mogelijk!”

“Waar is dat ding nou?” bromt Rick als hij de kajuit van de Quo Vadis helemaal overhoop heeft gehaald maar sleutel noch fles kan vinden. “Weet je zeker dat je hem niet overboord hebt gemikt?” vraagt Sylvia.
“Hartstikke zeker! Ik dacht nog, leuk voor thuis op de schoorsteenmantel, kan ik een beetje indruk maken bij je vader!”
Ze lacht: “Mijn vader? Hoezo?”
Rick antwoordt niet, maar komt tevoorschijn met de zaklamp in zijn ene hand en een klein doosje in de andere. “Ik eh… ik heb ook een beetje smokkelwaar meegenomen… voor jou…”
Compleet overdonderd weegt Sylvia het kostbare kleinood in haar palm. “Oh Rick… wat lief!”
“Wat is daarop uw antwoord?”
“Ja, natuurlijk!” glundert haar fijne gezichtje in het licht van de zaklamp. Het blijft die nacht nog lang onrustig in de haven van Salcombe…

*

Zegt het voort / Spread the word

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.