Klinkend Goud: mijn klassieke top 3

unnamed

1 Wolfgang Amadeus Mozart: Ave Verum Corpus KV 618
2 Arvo Pärt: Kanon Pokajanen
3 Luigi Nono: Como una ola de fuerza y luz

Toelichting

Voordat ik inga op mijn keuze voor bovengenoemde stukken, wil ik u graag deelgenoot maken van mijn visie op muziek in het algemeen.

Muziek is de Taal van God, waarin het onzegbare zegbaar is. Zijn Taal schept harmonie in alle dingen. Als je van muziek kunt genieten, kun je de Taal van God verstaan.

Dit filosofietje wordt voor mij steeds meer waar naarmate ik me meer in muziek verdiep, niet alleen door ernaar te luisteren, erover te lezen in boeken en via de media achtergrondinformatie op te pikken, maar ook door zelf muziek te maken, i.c. te zingen. Ik heb jarenlang privé zangles genoten en pluk daar levenslang de vruchten van. Alleen al de dagelijkse oefeningen zijn voor mij een totaaltherapie van spiritualiteit, zowel lichamelijke als geestelijke ontspanning en conditietraining, waar geen meditatie, sport of dieet tegenop kan. Als ik dan vervolgens muziekstukken ga instuderen, die ook na soms honderden jaren nog iedere keer weer als nieuw klinken en voelen, kom ik als vanzelf tot de gedachte dat de musicus een pelgrim is, op weg naar het volmaakte Unisono. Met dit laatste begrip bedoel ik niet dat de beste muziek per definitie unisono is, maar dat juist het samengaan van zeer verschillende, op zichzelf staande klanken en ritmes tot één ondeelbaar, volstrekt nieuw geheel, het hoogste is dat de musicus kan bereiken.

1. De letterlijk onvoorstelbare hoeveelheid muziek die Mozart in zijn korte leven heeft geschreven, is op zichzelf al een wonder, zeker als je bedenkt dat hij al die stukken ook nog moest instrumenteren, met zijn musici instuderen en uitvoeren als solist of dirigent. De enorme verscheidenheid die zijn oeuvre kenmerkt – waar heeft Mozart géén muziek voor geschreven? – maakt het wonder alleen nog maar groter.
Natuurlijk was Mozart stilistisch gezien een kind van zijn tijd. Ook hij werd beïnvloed door voorgangers en tijdgenoten. Echter, temidden van de stukken die hij onder die invloed schreef komen we er een aantal tegen die van een andere, m.i. hogere orde zijn. Ik noem het eerste deel uit de 40e symfonie, het middendeel uit het 21e pianoconcert, Eine kleine Nachtmusik… En deze unieke melodieën, die meteen bij de luisteraar blijven hangen, zijn nog maar voorboden van het ogenschijnlijk gemak waarmee Mozart in zijn laatste levensdagen het ene meesterwerk na het andere “uit zijn mouw schudde”. Behalve Ave Verum Corpus zijn daar het Klarinetconcert, Die Zauberflöte – die ik als amateurzanger in de rol van Sarastro concertant heb uitgevoerd – en, letterlijk tenslotte, het Requiem. Stuk voor stuk geniale werken, getuigend van een fantasie, melodieën- en harmonieënrijkdom, instrumentatiekunst, vormbeheersing, zo ongelooflijk – werkelijk iedere noot is raak. En toch, als je ze hoort lijken ze zo eenvoudig, je zingt zo mee. Daarin schuilt voor mij iets dat niet van deze wereld is. Het is alsof God in eigen Persoon via Mozart tot je spreekt en alle misère van deze wereld zodanig relativeert dat je je vanzelf gaat afvragen: waar zijn wij nou toch helemaal mee bezig met z’n allen?

violiste0411eca89

Van die bijzondere werken van Mozart vind ik het motet Ave Verum Corpus KV 618 het mooiste dat ooit is gecomponeerd. Gecomponeerd is misschien zelfs het juiste woord niet. Wat hier binnen nog geen vier minuten tevoorschijn wordt getoverd, is niets minder dan een visioen van de hemel. Dit moet het volmaakte Unisono zijn. Dit moeten de herders hebben gehoord toen ze in de Kerstnacht vernamen dat de Verlosser was geboren.

De instrumentale openingsmaten verbeelden de nachtelijke duisternis, die bij de koorinzet wordt verdreven door een hemels licht van puur goud. De engelen/zangers worden omgeven door de stralengloed van de strijkers. Na “in cruce pro homine” onttrekt een wolk de engelen even aan het zicht, maar de lichtstralen blijven erachter vandaan schieten als in een litho van Doré. Bij “cuius latus” komen de engelen weer tevoorschijn; bij “esto nobis…” buitelen ze speels over elkaar heen, om zich daarna weer te verzamelen. Als een homogene groep verwijderen ze zich tenslotte, en na “in mortis examine” sluit de hemel zich langzaam, terwijl de wolken nog even nagloeien voordat de nacht opnieuw heerst.

Er bestaan natuurlijk heel wat opnamen van dit kleine juweel. Die welke naar mijn smaak Mozarts visioen volledig recht doet, is van het Nederlands Kamerkoor, begeleid door La Petite Bande o.l.v. Sigiswald Kuijken. Het vormt op de cd de afsluiting, of liever gezegd bekroning, van Davidde Penitente KV 469. Deze cantate krijgt hier een uitvoering vol overtuiging, en daarmee overtuigingskracht, waarop Ave Verum Corpus naadloos aansluit, inderdaad als een visioen van de hemel die de berouwvolle gelovige (David) deelachtig zal zijn.
Toen ik deze opname in de platenzaak vond, kon ik de verleiding niet weerstaan om koor en orkest ermee te complimenteren in een briefje. En daarop kreeg ik vervolgens antwoord, niet zomaar een standaardbriefje van het management “dank voor uw compliment”, nee, een schrijven van dirigent Sigiswald Kuijken hoogstpersoonlijk, waarin hij heel bescheiden en gevat aangeeft “geraakt te zijn door mijn geraakt-zijn”, en dat het toch iedere keer weer afwachten is of de geleverde muzikale prestatie bij de luisteraar overkomt. Vervolgens gunt hij alle eer aan de componist, alsof hij zelf niet een beroemd artiest is, gepokt en gemazeld in dit repertoire. Ik citeer:

zoals de tonen van “ons” Ave verum u hebben geraakt, zo raakt ook mij uw geraakt-zijn erdoor…Ja, soms lukt het om iemand echt te raken – altijd wel dankzij de ‘bemiddeling ‘ van één of andere geniale componist die de weg aanwijst en aanreikt.
Dat maakt ons beroep tot wat het is (op de beste momenten, dan) – en steeds opnieuw ben ik weer verwonderd en dankbaar als het lukt !!!
Heel hartelijk bedankt dus,
Sigiswald Kuijken

2. Als er ooit sprake was van biddend zingen, dan is het wel op de opname van Kanon Pokajanen van Arvo Pärt door het Estlands Filharmonisch Kamerkoor o.l.v. Tonu Kaljuste. De kleurenpracht die de uiterst sobere noten krijgen door de Noordeuropese koorklank die we zo duidelijk te danken hebben aan Eric Ericson, is hierop tot in de kleinste details gevangen. Mijn favoriete luisterpositie bij dit stuk is in volledig duister, met een hoofdtelefoon. Hoewel ik de Slavische tekst niet versta, voel ik mij iedere keer als ik dit meesterwerk heb beluisterd een ander mens. Toeval of niet, maar net als bij Mozart zojuist, gaat het ook hierbij om een gebed van boetedoening door een berouwvolle gelovige. Maar, mede dankzij de muziek van Pärt, is het veel meer dan dat. Deze tekst confronteert je niet zomaar met wat je als onvolmaakte mens allemaal fout doet. Het geeft je geestelijke bagage mee. Wat er in je leven ook misgaat, al dan niet door eigen schuld, je kunt altijd terug naar de bron, naar de Stilte die er al was voordat de Schepping bestond, de Stilte die Pärt in dit stuk – en in het algemeen in zijn muziek – hoorbaar maakt. Stil zijn, dat is het mooiste gebed. Al is het ook pas aan het eind van je leven, hoe weinig je er ook van terecht gebracht denkt te hebben: als je erin slaagt om Stil te worden, dan krijg je alle Tijd en Ruimte om te zeggen: Heer, ontferm u!

3. Toen ik in het Bachjaar 1985 een muziekreis maakte naar Thüringen, waar de meester woonde en werkte, hoorde ik in de Thomaskerk te Leipzig voor het eerst een stuk van Olivier Messiaen, namelijk zijn orgelwerk Verset pour la Fête de la Dédicace. Toen heb ik geleerd te luisteren naar zogenaamd “moderne” klassieke muziek. Ik heb sindsdien een filosofietje ontwikkeld rond de zelfbedachte term “concrete kunst”.

Kunstwerken die niet de werkelijkheid zoals we die om ons heen waarnemen, “nabootsen” om het maar oneerbiedig te zeggen, worden vaak “abstract” genoemd. Hieronder zou je ook atonale muziek kunnen rekenen. Deze heeft immers een soortgelijk effect: je hoort er geen meezingbare melodie in, en de klanken worden nogal eens voortgebracht op een manier die voor het instrument niet bedoeld lijkt.

Ik zou in dit soort gevallen echter graag een lans willen breken voor de term “concrete kunst”. Daaronder zou ik dan die kunstwerken willen rekenen die niet zozeer iets uitbeelden, maar eerder iets zijn. Toegespitst op muziek gaat het mij om stukken, die niet zozeer een “verhaal” vertellen dat door de musicus uit de partituur wordt “voorgelezen”, maar die een zelfstandig klankbeeldhouwwerk vormen dat, hoe vluchtig ook, even concreet in de ruimte kan staan als de Venus van Milo.

Dit gedachtegoed vind ik optimaal terug in Luigi Nono’s “Como una ola de fuerza y luz” uit 1971-1972, zoals het opgenomen is door sopraan Slavka Taskova, pianist Maurizio Pollini en het Symfonieorkest van de Beierse Radio o.l.v. Claudio Abbado. Ik vind het prachtig dat deze klanken muziek mogen zijn. De charme zit hem m.i. vooral in de beide Grote Namen, Pollini en Abbado. Juist omdat zij Autoriteiten-met-een-hoofdletter zijn op het gebied van het z.g. “ijzeren” klassiek-romantische repertoire, is het des te fascinerender om te beluisteren hoe zij hier vanuit die achtergrond mee omgaan, hoe de dirigent het orkest door de op het eerste gehoor zo chaotische klankmassa’s loodst, en hoe de pianist Nono’s noten met zijn sublieme frasering en toonvorming omtovert tot pure poëzie, alsof het om Chopin of Schumann gaat. Aldus komen zij niet alleen tot een bevlogen, uniek klinkend resultaat, maar gaan hun instrumenten, hun mede-musici, de concertzaal/studio met apparatuur, Nono’s partituur en uiteindelijk ook zijzelf – en nog verder doorredenerend ook de luisteraar – in elkaar op tot een eenheid, die volledig beantwoordt aan mijn ideaal van concrete kunst.

Zegt het voort / Spread the word

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.