Drijvende Kracht

(Snel piepstemmetje) “Hehe! Pff, eindelijk! Ik dacht dat ik het nooit zou halen!”
(Langzame, galmende stem) “Dat is lang geleden! Waar heb jij gezeten?”
“Joh, ik heb een reis gemaakt, ongelooflijk! Je wilt niet weten wat ik allemaal heb gezien en gedaan!”
“Vertel, vertel!”
“Het begon op die snikhete zomerdag, weet je nog? Het was zo heet, dat ik gewoon verdampte. Ik kon er niks aan doen. Ik was nog maar heel klein dus ik weet het niet helemaal precies meer, maar ik zweefde zomaar naar boven, recht op de zon af! Het werd heter en heter, en in de lucht werd het steeds drukker omdat er almaar meer druppeltjes opstegen.”
“En toen?”
“Toen begon het te waaien, zodat alle druppeltjes bij elkaar werden geveegd. Ik kwam allemaal vriendjes en vriendinnetjes tegen, hele wolken! We dwarrelden alle kanten op, links, rechts, omhoog en naar beneden, ik werd er duizelig van. Maar toen zag ik land.”
“Welk land?”
“Volgens mij was het Holland. Ik zag brede rivieren traag door oneindig laagland gaan dus dat kon niet missen. Hier en daar was een dam die het water rechtsomkeert probeerde te dwingen maar ik weet niet of dat gelukt is.”
“Waarom niet?”
“Er kwam dichte mist opzetten. De zon werd langzaam in grijze veelkleurige dampen gesmoord, zeg maar. Ik kroop dicht tegen mijn druppelvriendjes aan, want ik begon het een beetje koud te krijgen, maar daardoor werden we ook zwaarder en zakten we als een regenbui naar beneden. Ik viel en viel, steeds sneller en sneller, tot ik pardoes, plons in een sloot terecht kwam.”
“Joh! Heb je je bezeerd?”
“Nee hoor, maar het was een vieze moddersloot vol kikkers. Wat maakten die beesten een herrie zeg! Volgens mij waren ze aan het vergaderen.”
“Waar hadden ze het dan over?”
“Over het milieu en het klimaat en zo, en dat het slootwater helemaal vervuild is door al die kinderen die met het badwater worden weggegooid. Ze kwamen tot de conclusie dat als water stil staat, dat het dan stinkt, en toen bedachten ze naar mijn idee een hele goede oplossing.”
“Vertel, vertel!”
“We moeten meer water naar de zee dragen, zeiden ze.”
“En… waar slaat dat op, als ik vragen mag?”
“Eh, nou… dat snapte ik eerst ook niet, maar de zee was volgens die kikkers een van de drijvende krachten achter wat ze de Kringloop noemden. Het water loopt altijd naar de zee, dus als je die Kringloop stimuleert, kun je dat vervuilde klimaat misschien een beetje schoner maken.”
“Ik denk dat ik wel weet waar dit naartoe gaat…”
“Ze hebben nog een hele tijd gediscussieerd om te beslissen hoe dat dan zou moeten. Water uit de rotsen slaan kon niet, want er waren nergens rotsen te bekennen. Toen de vergadering was afgelopen gooiden ze een oude kruik in de sloot. Die hadden ze ergens gevonden. Hij was niet gebarsten, dus hij bleef drijven. Hij maakte als het ware gebruik van de drijvende kracht van het slootwater. Mijn vriendjes en ik wilden schuilen voor de regen, dus toen zijn we met zijn allen in die kruik gaan zitten.”
“Dat was vast heel gezellig!”
“Zeker weten, we hebben ons kostelijk vermaakt! We klotsten lekker rond in dat ding, en als we een hoop misbaar maakten, galmde het als een klok!”
“Goed, je zat dus in die kruik. Maar kwam je een beetje verder op je reis?”
“Dat duurde zo verschrikkelijk lang! Dagen verstreken, weken, maanden. Alleen de wind blies de kruik hier- of daarheen, soms de goede kant op, dan weer terug, er kwam geen eind aan. Het werd herfst, daarna winter. De kruik, ons veilige onderkomen, zat muurvast in het ijs. Wat hadden we het koud! We verstijfden helemaal, we vroren aan elkaar vast tot één grote ijsklomp. En toen…”
“Ja, en toen?’
“Toen heb ik… Vlokje ontmoet.”
“Vlokje?”
“De lucht betrok, en toen kwam ze zomaar uit de hemel neergedaald, samen met een heleboel anderen. Ze viel precies door de opening van de kruik, boven op mij. Het heeft vast zo moeten zijn, ze moet een engeltje zijn geweest.”
“Geweest?”
“Ze was zo mooi, ze leek wel van kristal! En ze was zo lief, zo zacht, zo gewichtloos… ze noemde me Slokje, we hadden het zo fijn samen… ’s nachts kroop ze dicht tegen me aan zodat ze aan me vastvroor, en overdag straalde ze in de zon… en dan zei ze dat ze zoveel van me hield, dat ze voor me smolt.”
“Ach, wat lief!”
“Dat vond ik nou ook, totdat ik in de gaten kreeg dat ze dat letterlijk bedoelde.”
“Hoe bedoel je?”
“Nou… tegen het eind van de winter zaten we een keer ‘s morgens samen in de opening van de kruik naar de opkomende zon te kijken… ik had niet in de gaten dat het begon te dooien, en toen… toen ik opzij keek, was ze al bijna weg.”
“Wat erg voor je.”
“Ze keek zo verdrietig… maar ik zal nooit vergeten wat ze als laatste tegen me zei.”
“Wat dan?”
“Dat ik water was, net als zij, en dat we allebei tot water zouden terugkeren. Ze heeft me geleerd te geloven in mijn eigen Drijvende Kracht. Dan kan ik mijn Kringloop volbrengen, wat er ook gebeurt.”
“Ze moet inderdaad een engeltje zijn geweest.”
“Vast wel, ja… Goed, de dooi zette flink door, en het ijs begon te kruien. Onze kruik werd alle kanten op gesleurd, totdat hij uiteindelijk barstte en zonk. Toen heb ik afscheid genomen van mijn druppelvriendjes en ben ik op eigen drijvende kracht verder gegaan. Stroomversnellingen, watervallen, droogte, alles heb ik meegemaakt. Ik ben opgedronken, uitgespuugd, vervuild en weer gezuiverd, huizenhoog opgespat en peilloos diep gezonken, maar mijn liefde voor Vlokje heeft me overal doorheen gesleept. Zo ben ik uiteindelijk bij jou terug gekomen.”
“Wat een reis, helemaal uit die kikkersloot naar zee!”
“Het was de reis van mijn leven, maar ik heb het gehaald, dankzij de Drijvende Kracht van het water!”

*

Klik hier voor een alternatieve versie van dit verhaal

Zegt het voort / Spread the word

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.