De spiegel

Wat mensen niet allemaal weggooien… of althans naar de Kringloop brengen. Ik keek mijn ogen uit, naar de schappen vol met het prachtigste serviesgoed, zo gaaf en glanzend alsof het gloednieuw was. Winkelwagentjes reden af en aan, volgeladen met de mooiste spullen die voor een habbekrats een tweede leven zouden krijgen: speelgoed, elpees, boeken, ja zelfs complete woninginrichtingen zodat ik me afvoeg: hebben die mensen dan helemaal niets in huis?
In een donker hoekje stond een antieke spiegel. De vorige eigenaar, zo werd me verteld, was een excentriekeling die hem kwijt wilde omdat zijn spiegelbeeld hem begon te achtervolgen. De lijst was ooit zwaar verguld geweest. Nu was het bladgoud voor 99% afgebladderd; het houtsnijwerk was echter nog gaaf genoeg om de prijs acceptabel te maken. De koop werd gesloten en nadat de verkoper me ‘veel plezier samen’ had toegewenst, reed ik ermee naar huis. Puffend en steunend manoeuvreerde ik het gevaarte door het trapgat naar twee hoog, bijna zonder te stoten. De enkele keer dat het pakket de muur raakte meende ik een zacht ‘au!’ te horen, maar er waren nog een paar buren thuis dus schonk ik er geen aandacht aan.
Ik ben niet zo’n klusser, dus ik waagde me niet aan de onderneming om hem in mijn eentje aan de muur van de slaapkamer te hangen. Hij stond er voorlopig best zo, vond ik.

Die nacht sliep ik slecht. Om een of andere reden voelde ik me bespied. De spiegel stond aan mijn voeteneind, en als ik ernaar opkeek, was het net een deur naar een andere, duistere kamer die tot dan toe verborgen was gebleven. Toen ik eindelijk indommelde, kreeg ik een chaotische droom. Ik mocht een minuut gratis winkelen in de Kringloopwinkel, die vol stond met een doolhof van spiegels zodat ik voortdurend mezelf tegenkwam. Mijn winkelwagentje bleef leeg. Het personeel lachte zich een kriek en ook dat geluid leek door de spiegels duizendvoudig weerkaatst te worden.

De volgende ochtend was ik nog vermoeider dan de avond ervoor. Mijn bed was een puinhoop, en toen ik in de spiegel keek, zag ik een schim.
“Je ziet er niet uit!” mompelde ik tegen mijn spiegelbeeld, dat ik amper durfde aan te kijken.
“Jij wel dan?” antwoordde hij.
Ik was al halverwege de badkamer, toen ik verstijfde. Had ik in mezelf gepraat of was het echt mijn spiegelbeeld geweest?
Ik koos voor het eerste en maakte mijn gezicht nat om me te gaan scheren. De tronie in de scheerspiegel deed me precies na, en onthield zich van enig commentaar zodat ik de eerdere ‘woordenwisseling’ bijna vergat – tot ik me gewassen had en in de slaapkamer terugkwam om me aan te kleden.
Ik zat er al. Ik was al aangekleed, keurig in mijn zondagse pak. Mijn spiegelbeeld-ik legde juist de laatste hand aan de windsorknoop in zijn stropdas. Mijn stropdas.
“Môgge,” zei hij, “doe je ook iets nets aan? Niet te laat komen, hoor.”
Te verbouwereerd om antwoord te geven, nam ik een ander pak uit de kast. Buiten begon een kerkklok te luiden. “Ik ga alvast,” zei hij, “ik zie je zo wel.”

In de kerk keek ik zo onopvallend mogelijk om me heen, om te zien waar hij was gaan zitten, maar ik kon hem niet vinden. Bijna begon ik me af te vragen of het toch niet allemaal verbeelding was geweest, toen de koorzangers gingen staan en het openingslied aanhieven. Daar stond hij, of ik, bij de bassen. Zonder dat iemand het nieuwe koorlid leek op te merken ging zijn bariton de andere stemmen voor in nieuwe muziek die me als engelenzang in de oren klonk. Door de galm leek de kerk duizend keer groter dan hij in werkelijkheid was. Ik werd erdoor opgenomen, zwevend door een zee van licht van kaarsen en gebrandschilderde ramen, bedwelmd door wierook… en ik ervoer de muziek als taal van God die zelfs zonder woorden voor iedereen verstaanbaar is.
Waar de lezingen en de preek over gingen, weet ik echt niet meer.

Na de dienst was ik de enige bezoeker van het kerkhof. Bij de steen van mijn vader heb ik vuriger gebeden dan ooit tevoren.

*

Zegt het voort / Spread the word

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.